De geschiedenis van de sigaar.
De sigaar deed in Europa zijn intrede bij de terugkeer van Columbus in 1492. Hij ontdekte dat de inwoners in “West Indië” opgerolde bladeren rookten met daarin aromatische kruiden. Een primitieve soort sigaren dus.
In die tijd waren de meeste gebieden in West Indië, Centraal en Zuid Amerika in handen van Spanje. Daardoor waren de Spanjaarden de eersten die zich bezig hielden met de ontwikkeling van tabak en het verspreiden daarvan.
Door de export naar andere landen dan Spanje te verbieden werd zo een monopolie opgebouwd die 250 jaar zou duren. Al die tijd konden andere Europese landen tabak alleen betrekken van Spaanse handelaren.
In Nederland is het roken van sigaren altijd populair geweest. Aan het eind van de 18e eeuw begon ook hier de productie van sigaren. Omdat in die tijd de Nederlanders het voor het zeggen hadden in Oost Indië (van begin 17e eeuw tot 1945) werd vooral gebruik gemaakt van tabaksbladeren uit Java en Sumatra.
Tegenwoordig is nog steeds 70% van de bladeren afkomstig uit Indonesië. Maar ook tabak uit Brazilië en Cuba (Havanna) wordt veel gebruikt voor de productie van sigaren.